christine en joël ménard, domaine les sablonettes
De waterval
Joël neemt de dingen nogal serieus. Tijdens de toer door de wijngaarden ratelde hij maar door. Over de politiek die maar niet wilde ingrijpen in de suikerberg, die al decennialang goed was om flauwe chenin-druiven op te krikken tot zoete niemendalletjes met een dure naam: Quart de Chaume, Côteaux de Layon, de in potentie geniale vertaling van half-rotte chenin. Heb dat nou nodig, die chaptalisatie, dat bijsuikeren, want het kan toch ook zonder? Dan krijg je frisse Layons, alsof je citroen-sorbet eet op een Venetiaans terras. Zo’n zoet-zuur-beekje in je mond waar je veel te veel van wilt eten, of in deze wijn-variant, van wilt drinken. Hoezo dessert-wijn trouwens? Gewoon de dag mee beginnen zouden we zeggen. Licht-alcoholische pareltjes van botritis. In de tuin bij de borrel kwam de liquoreux langs, hoezo dessertwijn, borrelwijn met 240 gr restsuiker, waarom niet. We wisten het al: echte goede wijn kan je altijd en overal drinken bij elk eten, want geloof me, worst met Coteaux-de-Layon, my, my, ik zou het niet bedenken, maar het werkt. Zo blijft smaak een ongrijpbaar fenomeen, gelukkig maar. Goede vangst, dit stel, ooit ontmoet in Amsterdam en ingepalmd met een etentje op de boot van onze Maarten, want in één klap Coteaux-de-Layon (3 jaar naar iets gezocht wat niet plakkerig was), een droge borrel-chenin voor minder dan tien euro, eindelijk weer eens een groslot en de gedroomde cabernet-franc voor weinig (naast de onnavolgbare Chinon van Lenoir), én, als toetje, de witte Anjou die nog op ons verlanglijstje stond.