Een beetje de ‘kleine’ rode van Juan Ramon Escoda, zeggen wij hier met gevoel voor understatement. Want alles wat deze man maakt is bijzonder en schitterend en zalig. Deze wijn komt van een perceel op een heuvel, dat van een afstand wel wat weg heeft van de neus van een reus. Vandaar ook de naam… Kleine rode zeggen we hier ook omdat het de eerste rode wijn is die hij uitbrengt, gemaakt in 2021 van sumoll (lokale druif) en merlot en cabernet franc (Franse druifjes). Samen maken ze een heerlijk sappig geheel, top bij een stoofpotje, met haas erin zo u wilt, maar groentjes mogen ook hoor…
Escoda Sanahuja, Juan Ramón Escoda|nas del gegant|rood
€22,10
Op voorraad
Op voorraad
Escoda Sanahuja, Juan Ramón Escoda

Rámon doet zijn handen nooit in zijn zakken, hij klapt ook niet. Hij heeft dik grijs wit haar waar ik van schrik omdat onze accountant het ook zo draagt. De accountant drinkt niet, Rámon maakt wijn, wat nu? Rámon heeft twee truien, vandaag is het de witte, dezelfde als op de foto van Vleck. Dat van de gelijkenis van de truien wordt diep onder de grond ontdekt in de nieuwe kelder, muren van klei, vier meter hoog, en daarvan het plafond weer vijf meter onder de grond. Het is er altijd 12,8 graden. Hij maakt hele goede wijn, Rámon, omdat hij veel ruimte heeft gemaakt – grote kelders, een cave van twee voetbalvelden, zodat ie makkelijk kan draaien met de heftruck. Als we naar de kelder afdalen, op tempo, zie ik in niches flessen onder stof liggen. Door de enorme ruimte lijkt ‘t alsof er bijna niets staat, ik neem niet de moeite om te schatten. Rámon vindt alles prachtig, zijn wijnen, het gebouw, de streek, de wijngaarden, de wereld, zijn kinderen, ons bezoek. Toch een verschil met de accountant. Vleck haalt de schouders eens op, mooi hè, zegt ie tegen mij. De klei, de wereld. Hij knijpt zijn ogen toe. Vragen ze aan me, zegt Rámon, waarom filtert u de wijn niet? We staan boven een gat in de grond, mogelijk een gierput. Maar na wat roeren komt er een glas chenin blanc te voorschijn. En weet je wat ik dan zeg? Ik heb geen filter. Hij lacht niet, maar rekt met de mondhoeken de voorzienigheid wat op, een giechel komt het dichtst bij. Er valt niets te bulderen negen meter onder de grond, de klei neemt alles tot zich. Straks, als we weer boven zijn, meesmuilt Rámon, da’s pas lachen.